Triumph GT6 C/BFMS Landracer

De rode jager
 
Als basis voor zijn wereldrecordauto gebruikte Keith Copeland een Triumph GT6 Mk3 die al in 1971 de fabriek verlaten had. Het sprak vanzelf dat deze verouderde techniek niet meer kon worden gebruikt voor een auto die in 2012 op jacht ging naar de hoogst mogelijke snelheid.

Om te beginnen werd het dak door de ambitieuze recordbreker met zo’n 5 inch verlaagd. Een langgerekte motorkap, die bijna tot aan de bodem kwam en die de voorwielen omsloot zorgde voor een minimale luchtweerstand. De wielbasis werd door deze aanbouw tot 130 inch verlengd – bijna 3,3 meter – en dat terwijl de originele wielbasis net iets boven de 2 meter kwam.

Om een nieuw snelheidsrecord te kunnen vestigen verving Keith Copeland de eerbiedwaardige Triumph zescilinder door een 3,9 liter 360ci Brodix-small-box motor uit voormalige Chevrolet productie. Voor het tunen van de motor vertrouwde hij op de vakkundigheid van de firma Moran-Motorsports, waar men dankzij een dubbele turbolader, inspuiting met methanol en koeling d.m.v. ijswater zo’n 2.200 pk aan de motor kon ontlokken. Deze kracht werd niet, zoals bij de Triumph via de achteras, maar nu via de voorwielen overgebracht op de vlakke zoutkorst van Bonneville, Utah.

In 2010 en in oktober 2012 duwde Keith Copeland zijn rode wereldrecordjager de zoutvlakte van Bonneville op. In 2012 lukte het hem een top van 380 mph te bereiken. Als gemiddelde voor de heen- en terugweg werd uiteindelijk 364,051 mph gemeten en dit werd officieel erkend. Daarmee schreef hij een nieuw wereldrecord in de annalen.