Land Rover Mk3 Schotland Armoured Patrol Car (NL/GB, 1973)

De gepantserde
 
Het conflict in Noord-Ierland, en in het bijzonder in Belfast, leidde ertoe dat de ‘Royal Ulster Costabulary’, afgekort RUC, al vroeg pantservoertuigen in haar wagenpark telde. Tegen het eind van de jaren ’50 moesten deze door nieuwe vervangen worden. Mogelijk om vaderlandslievende redenen kwam men op het idee deze nieuwe pantserwagens op het chassis van een Land Rover te bouwen. In 1961 was het eerste prototype klaar, waarbij, om bestand te zijn tegen mogelijke aanvallen, de belangrijke onderdelen zoals de deuren en de voorzijde met pantserstaal waren versterkt. In 1966 werden de eerste tien exemplaren, aangeduid als Mk 1, bij de RUC afgeleverd.

De Mk 1 werd afgelost door de Mk 2, waarbij het belangrijkste verschil zat in de inbouw van de 2,6 liter motor met nu 77 pk en nog dikkere bepantsering. In plaats van 7,25 mm staal werd voortaan staal met een dikte van 8,25 mm toegepast.

In 1971 werd de Mk 2 opgevolgd door een nog nieuwere ontwikkeling: de Mk 3. Ook hier werd de zescilinder 2,6 liter motor ingebouwd, maar nu met een vermogen van 90 pk. Aan het principe van de bepantsering werd vastgehouden en ook de vele op wens leverbare speciale uitrustingsstukken bleven in het assortiment. Het was o.a. mogelijk de voorkant te voorzien van extra zware bepantsering, waarmee ook kon worden geramd. Daarnaast bood Shorland banden aan waarmee het mogelijk was ook in platte toestand door te rijden.

De Shorland Mk 3 werd vanaf 1975 ook ingezet door de Nederlandse Rijkpolitie voor surveillance, begeleiding en verkenning o.a. bij de Mobiele Eenheid. Op Schiphol werd er een aantal permanent gestationeerd voor bewaking van vliegtuigen die een doelwit konden zijn van terroristische aanslagen.

Na de Mk 3 volgde in 1980 nog de Mk 4 en in 1968 de Mk 5 – met steeds een nieuwere Land Rover motor. Ook als het uiterlijk nog in weinig opzichten aan het oorspronkelijke model doen denken, blijft het front onmiskenbaar dat van de geliefde Britse terreinwagen.