BMW 531

Niet meer nodig
 
Vlak na de Tweede Wereldoorlog stelde men zich in de BMW-fabriek in München de vraag met welk type voertuig men de naoorlogse periode zou ingaan. Moest het een limousine uit de topklasse worden, of een auto voor de massa? De directie was van mening dat BMW zijn clientèle in het bovenste prijssegment moest zoeken, maar men was toch niet helemaal zeker of hiermee wel voldoende resultaat zou kunnen worden behaald.

Begin 1949 kreeg de ontwikkelingsafdeling daarom de opdracht naast een auto voor de hogere klasse ook een kleine auto te ontwerpen. Deze kreeg vanaf de eerste dag de typeaanduiding 531 mee en was duidelijk bedoeld als “vervanging van de motorfiets met zijspan”. Voor de aandrijving werd gebruik gemaakt van een uit de motorfietsenfabricage afkomstige tweecilinder boxer, uitgeboord tot 600 cc. Om oververhitting te voorkomen werd van het begin af aan de luchtgekoelde viertaktmotor met een ventilator uitgerust. Intern werd aan het project weinig aandacht besteed – de luxe 501 kreeg voorrang – en zo kwam het dat pas begin 1951 een rijklaar prototype ter beschikking kwam. Inmiddels was men bij de vierde versie van het oorspronkelijke concept aanbeland, waarbij de motor en versnellingsbak vóór de vooras geplaatst waren en de achterwielen werden aangedreven. Door het naar voren verplaatsen van de oorspronkelijk aan de achterkant geplande boxermotor kon een grotere binnenruimte worden gecreëerd waardoor het mogelijk werd achterin twee bescheiden zitplaatsen aan te brengen. Dit was belangrijk, want zo was de 531 ook voor kleine gezinnen interessant.

Maar alles bleef een theoretische vingeroefening, want de kleine auto, die eigenlijk nooit de gunst van de directie had kunnen verwerven, bleef uiteindelijk in het proefstadium steken en werd overbodig toen de 501 een verkoopsucces bleek.